15. beklemtoont dat alleen een opzettelijke handeling aanleiding kan zijn voor een vordering tot schadevergoeding en dat de inbreuk op het communautaire mededingingsrecht op zijn minst uit nalatigheid moet zijn begaan, tenzij er in het nationale recht een vermoeden of weerlegbaar vermoeden van een fout bestaat in het geval van een overtreding tegen het communautaire mededingingsrecht, waarbij sprake is van een consistente en coherente handhaving van het mededingingsrecht;
15. betont, dass bewusstes Handeln stets eine Voraussetzung für einen Schadensersatzanspruch sein muss und dass der Verstoß gegen das gemeinschaftliche Wettbewerbsrecht zumindest fahrlässig begangen worden sein muss, sofern es keine Vermutung oder widerlegbare Vermutung eines schuldhaften Verhaltens in den nationalen Rechtsvorschriften im Falle eines Verstoßes gegen das gemeinschaftliche Wettbewerbsrecht gibt, mit der eine konsistente und kohärente Durchsetzung des Wettbewerbsrechts gewährleistet wird;