Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing en de bewoordingen van de prejudiciële vraag blijkt dat het
Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 162bis, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de in het geding zijnde bepaling de benadeelde personen verschillend zou behandelen naargelang zij rechtstreeks hebben gedagvaard voor het vonnisgerecht dan wel zich ertoe hebben beper
kt zich burgerlijke partij te stellen, door middel van een tussen
...[+++]komst, door hun eigen vordering te doen aansluiten bij de rechtstreekse dagvaarding door een andere burgerlijke partij.
Aus der Begründung der Vorlageentscheidung und dem Wortlaut der Vorabentscheidungsfrage geht hervor, dass der Gerichtshof gebeten wird, über die Vereinbarkeit von Artikel 162bis Absatz 2 des Strafprozessgesetzbuches mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung zu befinden, insofern die fragliche Bestimmung die benachteiligten Personen unterschiedlich behandele, je nachdem, ob sie eine direkte Ladung vor das erkennende Gericht vorgenommen hätten, oder sich darauf beschränkt hätten, durch Verfahrensbeitritt als Zivilpartei aufzutreten, indem sie ihre eigene Klage der direkten Ladung durch eine andere Zivilpartei angeschlossen hätten.