Het verwijzende rechtscollege vraagt of artikel 40bis, § 2, eerste lid, 2°, van de wet van 15 december 1980, in samenhang gelezen met artikel 40ter van diezelfde wet, bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de partner met wie de burger van de Unie overeenkomstig een we
t een geregistreerd partnerschap heeft gesloten enkel als familielid van de burger van de Unie wordt beschouwd wanneer de partners voldoen aan de in die bepaling gestelde voorwaarden, terwijl die voorwaarden niet gelden voor de echtgenoot va
...[+++]n een burger van de Unie.Das vorlegende Rechtsprechungsorgan fragt, ob Artikel 40bis § 2 Absatz 1 Nr. 2 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 in Verbindung mit Artikel 40ter desselben Gesetzes vereinbar sei mit den Artikeln 10, 11 und 191 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 8 der Europäischen Menschenrechtskonvention, insofern der Partner, mit dem der Unionsbürger gemäss einem Geset
z eine registrierte Partnerschaft führe, nur dann als Familienmitglied des Unionsbürgers betrachtet werde, wenn die Partner die in dieser Bestimmung vorgesehenen Bedingungen erfüllten, während dies
e Bedingungen nicht gelten ...[+++] würden für den Ehepartner eines Unionsbürgers.