De afname die door artikel 20, § 2, van de wet wordt opgelegd aan de ondernemingen die zich op kredietverrichtingen toeleggen, is immers gelijk aan een percentage van het ve
rschuldigd blijvend saldo (op 31 december van het voorgaande jaar) van alle leningen en kredieten die door de wet worden beoogd : de afname geldt bijgevolg zowel voor de kredi
eten die het gevolg zouden kunnen zijn van de door de tegenpartijen aan de kaak gestelde reclamemethodes, als voor de kredieten die ontegenzeggelijk economisch of sociaal verantwoord zijn en d
...[+++]ie voor de schuldenaar geen overmatige schuldenlast hebben veroorzaakt.
Die Abgabe, die durch Artikel 20 § 2 des Gesetzes den Unternehmen auferlegt werde, die Kreditgeschäfte tätigten, entspreche nämlich einem Prozentsatz des geschuldeten Restbetrags (zum 31. Dezember des Vorjahres) auf alle im Gesetz vorgesehenen Darlehen und Kredite; folglich betreffe die Abgabe in gleicher Weise die Kredite, deren Abschluss die Folge der von den Gegenparteien angeprangerten Werbemethoden sein könne, und die Kredite, deren wirtschaftliche oder soziale Rechtfertigung nicht in Frage zu stellen sei und die keinerlei Überschuldung des Schuldners zur Folge gehabt hätten.