2.4.3. van zoveel schapen en geiten per bedrijf als nodig zijn om bij een prevalentie van 5 % in het beslag de ziekte op te sporen met een betrouwbaarheid van ten minste 95 %, en dat alle schapen en geiten worden bemonsterd indien het bedrijf minder dan 15 schapen en geiten telt.
2.4.3. so vielen Schaf- und Ziegenhaltungsbetrieben, wie erforderlich ist, um innerhalb des Bestands mit einer Nachweissicherheit von mindestens 95 % eine Befallsrate von 5 % festzustellen, sowie Proben von allen Schafen und Ziegen, wenn weniger als 15 Schafe und Ziegen im Betrieb gehalten werden.