4. meent dat de toenemende concurrentie van de landen in opkomst voor de overheid een aansporing moet betekenen om gunstige omstandigheden voor het ontstaan van nieuwe productievormen of -combinaties tot stand te brengen, die toegevoegde waarde genereren en kwaliteitsvolle nieuwe arbeidsplaatsen met zich meebrengen en Europa een relatief voordeel moeten bieden;
4. ist der Auffassung, dass die zunehmende Konkurrenz durch aufstrebende Staaten die Regierungen veranlassen sollte, günstige Bedingungen für neu entstehende Produktionen bzw. Kombinationen neuer Produkte zu schaffen, die nicht nur einen Mehrwert darstellen, sondern auch qualifizierte Arbeitsplätze schaffen und den komparativen Vorteil Europas sichern sollen;