9. constateert dat de sociale voorschriften voor het wegvervoer, met name Verordening (EEG) nr. 3821/85 en Verordening (EG) nr. 561/2006 alsmede Richtlijn 2006/22/EG, de lidstaten erg veel ruimte voor interpretatie bieden; betreurt het dat het grote aantal onnauwkeurige formuleringen in de Europese regelingen onvermijdelijk leidt tot een ongelijke tenuitvoerlegging in de lidstaten; is van mening dat om te beginnen een eenduidige en bindende interpretatie van deze verordeningen en de richtlijn nodig is teneinde tot verdere harmonisatie te komen;
9. stellt fest, dass die Sozialvorschriften im Straßenverkehr, insbesondere die Verordnung (EWG) Nr. 3821/85 und die Verordnung (EG) Nr. 561/2006 sowie die Richtlinie Nr. 2006/22/EG, den Mitgliedstaaten sehr viel Raum für Interpretation lassen; bedauert, dass die zahlreichen unpräzisen Formulierungen in den europäischen Regelungen zwingend zu einer uneinheitlichen Umsetzung in den Mitgliedstaaten führen; vertritt die Auffassung, dass zunächst eine einheitliche und verbindliche Auslegung dieser Verordnungen und der Richtlinie erforderlich ist, um eine weitere Harmonisierung zu erreichen;