Bovendien bepaalt artikel 20, § 3, van dezelfde wet dat het percentage dat van de kredietinstellingen wordt afgenomen en dat de Koning zal moeten bepalen bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, 0,5 op tienduizend van het verschuldigd blijvend saldo van de kredieten bedoeld in paragraaf 2, 1° en 2°, en 2,5 op tienduizend van het verschuldigd blijvend saldo van de kredieten bedoeld in paragraaf 2, 3°, niet kan overschrijden.
Ausserdem sieht Artikel 20 § 3 desselben Gesetzes vor, dass der von den Kreditinstituten abgeführte Prozentsatz, den der König durch einen im Ministerrat beratenen königlichen Erlass festsetzen muss, nicht mehr als 0,5 Zehntausendstel des geschuldeten Restbetrags der in Paragraph 2 Nrn. 1 und 2 vorgesehenen Kredite und 2,5 Zehntausendstel des geschuldeten Restbetrags der in Paragraph 2 Nr. 3 vorgesehenen Kredite betragen darf.