Uit de parlementaire voorbereiding blijkt nog dat de wijziging van artikel 1bis van de wet van 27 juni 1969 bij de bestreden bepaling ertoe strekt « de tewerkstellingsvoorwaarden voor professionele schouwspelartiesten en ontwerpers te verduidelijken die niet kunnen worden tewerkgesteld in het kader van een arbeidsovereenkomst, noch met een overeenkomst die binnen het kader valt van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid of het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, noch met het statuut van zelfstandige » (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3147/010, p. 7).
Aus den Vorarbeiten geht hervor ferner, dass die Änderung von Artikel 1bis des Gesetzes vom 27. Juni 1969 durch die angefochtene Bestimmung bezweckt, « die Beschäftigungsbedingungen der professionellen darstellender Künstler und Kunstschaffenden zu verdeutlichen, die weder im Rahmen eines Arbeitsvertrags, noch durch die Verbindungen eines Vertrags im Rahmen des Gesetzes vom 24. Juli 1987 über die zeitweilige Arbeit, die Leiharbeit und die Arbeitnehmerüberlassung, noch unter dem Statut als selbstständig Erwerbstätiger beschäftigt werden können » (Parl. Dok., Kammer, 2013-2014, DOC 53-3147/010, S. 7).
