10. benadrukt dat het wellicht zaak is vast te houden aan een getrapt regelgevingskader voor mediadiensten, dat echter niet in de eerste plaats gebaseerd is op het onderscheid tussen niet-lineaire en lineaire diensten, maar vooral aansluit bij het potentiële effect van en de redactionele verantwoordelijkheid voor dergelijke mediadiensten, waarbij de lidstaten de nodige speelruimte krijgen;
10. betont, dass es erwägenswert scheint, einen abgestuften Regulierungsrahmen für Mediendienste beizubehalten, ihn aber nicht primär von einer Differenzierung zwischen nicht-linearen und linearen Diensten abhängig zu machen, sondern vor allem an das Wirkungspotenzial des jeweiligen Mediendienstes und die redaktionelle Verantwortung für diesen Mediendienst anzuknüpfen, und dabei gleichzeitig einen angemessenen mitgliedstaatlichen Gestaltungsspielraum einzuräumen;