31. wijst het denkbeeld van tijdelijke toelatingen van de hand, daar ondanks de aanzienlijke kosten en de tijd die daarmee gemoeid zijn, grote rechtsonzekerheid zal bestaan omtrent de toekomstige commercialisatie van de stoffen; wijst eveneens het voorstel van de hand alleen stoffen toe te laten die voor de maatschappij "noodzakelijk" zijn, daar dit leidt tot een planning van de behoeften door de staat en derhalve tot een planeconomie;
31. lehnt die Forderung nach zeitlich befristeten Zulassungen ab, da trotz erheblichen Kosten- und Zeitaufwands eine erhebliche Rechtsunsicherheit über die künftige Vermarktung der Stoffe besteht; lehnt ebenso die Forderung ab, nur Stoffe zuzulassen, die für die Gesellschaft „notwendig” sind, da dies auf eine staatliche Bedarfsplanung und staatliche Planwirtschaft hinausläuft;