In het tweede onderdeel van het enige middel voeren de verzoekende partijen de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet aan, doordat een verschil in behandeling wordt ingevoerd tussen vergelijkbare categorieën van personen, namelijk jeugdorganisaties en -verenigingen, naargelang zij al dan niet zijn bedoeld in het 1° tot 4° van de door de bestreden bepaling ingevoerde paragraaf 4 van artikel 1 van de voornoemde wet van 21 april 1965, doordat alleen de daar bedoelde jeugdorganisaties en -verenigingen worden uitgesloten van de toepassing van artikel 1, § 1, van die wet.
Im zweiten Teil des einzigen Klagegrunds führen die klagenden Parteien einen Verstoss gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung an, da ein Behandlungsunterschied zwischen vergleichbaren Kategorien von Personen eingeführt werde, nämlich Jugendorganisationen und -vereinigungen, je nachdem, ob sie in den Nrn. 1 bis 4 des durch die angefochtene Bestimmung eingeführten Paragraphen 4 von Artikel 1 des obenerwähnten Gesetzes vom 21. April 1965 vorgesehen seien, weil nur die darin erwähnten Jugendorganisationen und -vereinigungen von der Anwendung von Artikel 1 § 1 befreit seien.