In het kader van een beroep tot vernietiging van artikel 33, 7°, b), van de voormelde ordonnantie, ingesteld met toepas
sing van artikel 4, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, heeft het Hof, bij zijn arrest nr. 134/2012 van 30 oktober 2012, het voormelde artikel 33, 7°, b), vernietigd, « in zoverre het, tot 7 december 2011, niet toeliet rekening te houden met de verzachtende omstandigheden die het
mogelijk maken een geldboete op te leggen waarvan het bedrag lager ligt dan het daarin vastgeste
...[+++]lde minimum van de geldboete ».Im Rahmen einer in Anwendung von Artikel 4 Absatz 2 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof erhobenen Klage auf Nichtigerklärung von Artikel 33 Nr. 7 Buchstabe b) der vorerwähnten Ordonnanz hat der Gerichtshof in seinem Entscheid Nr. 134/2012 vom 30. Oktober 2012 den vorerwähnten Artikel 33 Nr. 7 Buchstabe b) für nichtig erklärt, « insofern er es bis zum 7. Dezember 2011 nicht erlaubte, die mildernden Umstände zu berücksichtigen, die es ermöglichen, eine Geldbuße aufzuerlegen, deren Betrag niedriger ist als der darin festgelegte Mindestbetrag der Geldbuße ».