Artikel 10 van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de interpretatie dat het de Rijksdienst voor Pensioenen de verplichting oplegt om bij de berekening van de bestaansmiddelen van de aanvrager zowel de verkoopwaarde van een onroerend goed dat is verkocht in de loop van de tien jaren die voorafgaan aan de datum waarop de aanvraag voor het verkrijgen van
de inkomensgarantie uitwerking heeft, als het gedeelte van het roerend vermogen van de aanvrager waarvan niet wordt betwist dat het het saldo vormt van de opbrengst van die
onroerende ...[+++] verkoop, automatisch in aanmerking te nemen.Artikel 10 des Gesetzes vom 22. März 2001 zur Einführung einer Einkommensgarantie für Betagte verstößt gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, wenn er dahin ausgelegt wird, dass dem Landespensionsamt vorschreibt, bei der Berechnung der Existenzmittel
des Antragstellers automatisch sowohl den Verkaufswert eines unbeweglichen Gutes, das während der zehn Jahre vor dem Zeitpunkt, zu dem sein Antrag auf Erhalt der Einkommensgarantie wirksam wurde, verkauft wurde, als auch den Anteil des beweglichen Vermögens des Antragstellers, bei dem nicht bestritten wird, das er den Restbetrag des Erlöses aus dem besagten Grundstückverkauf darstellt,
...[+++]zu berücksichtigen.