6° de te verjongen oppervlakte beslaat minstens 50 are uit één stuk; de minimumoppervlakte van 50 are kan voor loofbomen en naaldbomen die een natuurlijke verjonging ondergingen, en met het oog op de aanleg van loofbomenlinten of indien de bosbouwkundige toestand van dien aard is, echter ook worden opgedeeld in verschillende kleinere percelen die minstens 10 are beslaan.
6° die Regeneration bezieht sich auf eine zusammenhängende Fläche von mindestens 50 Ar; bei Laubwald sowie für die auf natürliche Weise regenerierten Nadelbaumarten kann die Mindestfläche von 50 Ar jedoch in mehrere Parzellen von mindestens 10 Ar aufgeteilt werden, wenn Reihen von Laubbäumen angepflanzt werden sollen oder wenn die waldbaulichen Verhältnisse dies erfordern.
