3. Voorzover de in lid 1 vermelde verdragen of overeenkomsten van toepassing zijn op grondgebieden van lidstaten of op grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd, waarop dit kaderbesluit niet van toepassing is, blijven zij de betrekkingen tussen deze grondgebieden en de overige lidstaten beheersen.
(3) Soweit die in Absatz 1 genannten Abkommen oder Übereinkünfte für Hoheitsgebiete der Mitgliedstaaten oder für Hoheitsgebiete, deren auswärtige Beziehungen ein Mitgliedstaat wahrnimmt, gelten, auf die dieser Rahmenbeschluss keine Anwendung findet, sind diese Instrumente weiterhin für die Beziehungen zwischen diesen Hoheitsgebieten und den übrigen Mitgliedstaaten maßgebend.