Uit de feiten van het geding en de motivering van het verwijzende arrest blijkt dat de prejudiciële vraag betrekking heeft op artikel 56, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna : BTW-Wetboek), in samenhang gelezen met de artikelen 7 en 13 van het koninklijk besluit nr. 2 van 7 november 1969 met betrekking tot de vaststelling van forfaitaire grondslagen van aanslag voor de belasting over de toegevoegde waarde.
Aus dem Sachverhalt sowie aus der Begründung des Verweisungsurteils geht hervor, dass sich die präjudizielle Frage auf Artikel 56 § 1 des Mehrwertsteuergesetzbuches (weiter unten: MwSt.-Gesetzbuch) in Verbindung mit den Artikeln 7 und 13 des königlichen Erlasses Nr. 2 vom 7. November 1969 über die Festlegung pauschaler Veranlagungsgrundlagen für die Mehrwertsteuer bezieht.