Uit de verwijzingsbeslissing en het onderzoek van het dossier blijkt dat het Hof zich moet uitspreken over de vraag of artikel 203, § 1, van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre het de veroordeelde beklaagde geen buitengewone beroepstermijn toekent, in tegenstelling tot artikel 187, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, dat wel in een dergelijke termijn van verzet voorziet.
Aus dem Verweisungsbeschluss und der Untersuchung des Dossiers geht hervor, dass der Hof über die Frage befinden muss, ob Artikel 203 § 1 des Strafprozessgesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstösst, insoweit er dem verurteilten Angeschuldigten keine ausserordentliche Berufungsfrist einräumt, im Gegensatz zu Artikel 187 Absatz 2 desselben Gesetzbuches, der wohl eine solche Einspruchsfrist vorsieht.