2.1.4. De hoogte en de instelling van de verlichtingsinrichtingen moeten worden gecontroleerd terwijl het voertuig waarvan de massa alsmede de massa van de eventueel aanwezige aandrijfbatterijen in rijklare toestand verkeren, op een plat horizontaal vlak rust, waarbij het gestuurd wiel of de gestuurde wielen in de rechtuitstand staan en de bandenspanning is ingesteld op de door de fabrikant opgegeven waarden.
2.1.4. Bei der Überprüfung von Höhe und Ausrichtung der Beleuchtungseinrichtungen muss die Masse des Fahrzeugs der Masse in fahrbereitem Zustand entsprechen, zuzüglich der Masse eventuell vorhandener Antriebsbatterien; das Fahrzeug muss auf einer ebenen horizontalen Fläche aufgestellt sein, das (die) gelenkte(n) Rad (Räder) muss (müssen) sich in Geradeausstellung befinden und der Reifendruck muss den Herstellerangaben entsprechen.