Vertaling van "voorziening die geen argumenten naar voren brengt waarmee specifiek " (Nederlands → Duits) :

Een hogere voorziening die geen argumenten naar voren brengt waarmee specifiek wordt aangegeven op welk punt het betrokken arrest of de betrokken beschikking op een onjuiste rechtsopvatting zou berusten, voldoet niet aan dit vereiste.
Diesem Erfordernis entspricht ein Rechtsmittel nicht, das keinerlei Argumentation enthält, die speziell der Bezeichnung des Rechtsfehlers dient, mit dem das angefochtene Urteil oder der angefochtene Beschluss behaftet sein soll.

Een hogere voorziening die slechts de reeds voor het Gerecht aangevoerde middelen en argumenten herhaalt of woordelijk overneemt, en zelfs geen argumenten naar voren brengt waarmee specifiek wordt aangegeven op welk punt het bestreden arrest op een onjuiste rechtsopvatting zou berusten, voldoet niet aan dit vereiste.
Diesem Erfordernis entspricht ein Rechtsmittel nicht, das sich darauf beschränkt, die bereits vor dem Gericht dargelegten Klagegründe und Argumente zu wiederholen oder wörtlich wiederzugeben, aber überhaupt keine Ausführungen speziell zur Bezeichnung des Rechtsfehlers enthält, mit dem das angefochtene Urteil behaftet sein soll.

Een hogere voorziening die slechts de reeds voor het Gerecht aangevoerde middelen en argumenten herhaalt of woordelijk overneemt, en zelfs geen argumenten naar voren brengt waarmee specifiek wordt aangegeven op welk punt het bestreden arrest op een onjuiste rechtsopvatting zou berusten, voldoet niet aan dit vereiste (zie met name arresten van 4 juli 2000, Bergaderm en Goupil/Commissie, C‑352/98 P, Jurispr. blz. I‑5291, punten 34 en 35, en 7 juli 2005, Le Pen/Parlement, C‑208/03 P, Jurispr. blz. I‑6051, punt 39).
Diesem Erfordernis entspricht ein Rechtsmittel nicht, das sich darauf beschränkt, die bereits vor dem Gericht dargelegten Klagegründe und Argumente zu wiederholen oder wörtlich wiederzugeben, aber überhaupt keine Ausführungen speziell zur Bezeichnung des Rechtsfehlers enthält, mit dem das angefochtene Urteil behaftet sein soll (vgl. u. a. Urteile vom 4. Juli 2000 in der Rechtssache C‑352/98 P, Bergaderm und Goupil/Kommission, Slg. 2000, I‑5291, Randnrn. 34 und 35, und vom 7. Juli 2005 in der Rechtssache C‑208/03 P, Le Pen/Parlament, Slg. 2005, I‑6051, Randnr. 39).

De Commissie is van mening dat er geen nieuwe argumenten naar voren zijn gebracht waarmee de Commissie niet al rekening had gehouden en dat er geen redenen zijn waarom de beoordeling in het inleidingsbesluit zou moeten worden gewijzigd.
Die Kommission stellt fest, dass keine neuen Argumente vorgelegt wurden, die die Kommission nicht bereits berücksichtigt hat, und dass es keine Veranlassung gibt, die Bewertung aus dem Eröffnungsbeschluss zu ändern.

48. benadrukt dat de Europese veiligheidsstrategie een sterke en onafhankelijke Europese defensie-industrie veronderstelt alsook autonome technologische onderzoek- en ontwikkelingscapaciteiten waarmee de essentiële veiligheidsbelangen van de EU en de lidstaten naar behoren kunnen worden beschermd; concludeert uit het openbare debat dat internemarktregels moeten worden vastgesteld voor defensiegerelateerde producten die zijn aangepast aan de specifieke kenmerken van deze sector ten einde het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie te bevorderen en een autonome industriële basis te ontwikkelen die de noodzakelijke defensiecapaciteiten biedt; onderstreept dat dergelijke regels de industriële samenwerking en de handel binnen de Gemeenschap moeten vergemakkelijken; herinnert eraan dat de afwijking zoals voorzien in artikel 296 van het EG-Verdrag geen gevolgen heeft voor de taak van de communautaire instellingen om wetgeving op te stellen inzake de ontwikkeling van de interne markt voor defensiegerelateerde uitrusting en diensten, mits deze wetgeving de essentiële veiligheidsbelangen van de lidstaten en de EU beschermt; dringt erop aan dat een hoog niveau van bescherming wordt bereikt;
48. betont, dass die Europäische Sicherheitsstrategie eine starke und unabhängige europäische Verteidigungsindustrie und autonome Technologieforschungs- und -entwicklungskapazitäten voraussetzt, die ausreichen, um die grundlegenden Sicherheitsinteressen der Europäischen Union und der Mitgliedstaaten zu schützen; schließt aus der öffentlichen Diskussion, dass es zur Verbesserung der Wettbewerbsfähigkeit der Europäischen Verteidigungsindustrie und zur Entwicklung einer eigenständigen industriellen Basis, die die erforderlichen Verteidigungsfähigkeiten bietet, notwendig ist, Binnenmarktregelungen festzulegen, die den Besonderheiten dieses Bereichs entsprechen; unterstreicht, dass solche Regelungen industrielle Zusammenarbeit und Handel innerhalb der Gemeinschaft ermöglichen müssen; erinnert daran, dass die in Artikel 296 des EG-Vertrags enthaltene Ausnahme die Pflicht der gemeinschaftlichen Institutionen unberührt lässt, Rechtsvorschriften zur Entwicklung des Binnenmarktes für verteidigungsrelevante Ausrüstungen und Dienste zu erlassen, vorausgesetzt diese Rechtsvorschriften schützen die wesentlichen Sicherheitsinteressen der Mitgliedstaaten und der Union; fordert die Erreichung eines ein hohes Schutzniveaus;