1. Een lidstaat mag, om redenen die verband houden met de toepassing van deze richtlijn, het in de handel brengen of de ingebruikneming op zijn grondgebied (met inbegrip van het vervoeren, opslaan, laden en lossen en herladen) van intermodale laadeenheden niet verbieden, beperken of belemmeren, voorzover deze eenheden voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn en, indien van
toepassing, aan de geldende geharmoniseerde normen die krachtens deze richtlijn in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn b
ekendgemaakt en die voorzien zijn van de CE-mark ...[+++]ering waaruit deze overeenstemming blijkt alsmede van de aanduiding met betrekking tot de periodieke keuring conform artikel 8.
(1) Ein Mitgliedstaat darf das Inverkehrbringen und die Inbetriebnahme auf seinem Hoheitsgebiet (einschließlich der Beförderung, Lagerung, Handhabung oder Wiederbeladung) intermodaler Ladeeinheiten, die den Bestimmungen dieser Richtlinie und/oder gegebenenfalls den harmonisierten Normen entsprechen, die in Anwendung dieser Richtlinie im Amtsblatt der Europäischen Union veröffentlicht worden sind, und die mit der CE-Kennzeichnung zur Bestätigung dieser Konformität sowie mit dem Kennzeichen der regelmäßigen Inspektion gemäß Artikel 8 versehen sind, nicht verbieten, beschränken oder behindern.