Vertaling van "waardoor de aangevochten bepalingen een eventuele discriminatie zouden " (Nederlands → Duits) :

De Waalse Regering is van oordeel dat het middel niet ontvankelijk is omdat de verzoekende partijen nalaten aan te tonen waardoor de aangevochten bepalingen een eventuele discriminatie zouden inhouden.
Die Wallonische Regierung vertritt den Standpunkt, dass der Klagegrund unzulässig sei, weil die klagenden Parteien nicht nachwiesen, inwiefern die angefochtenen Bestimmungen eine etwaige Diskriminierung enthalten würden.

In een tweede onderdeel van het middel voert de Franse Gemeenschapsregering aan dat de aangevochten bepalingen aanleiding zouden geven tot een omgekeerde discriminatie ten aanzien van de nationale onderdanen die in het Nederlandse taalgebied werken en die, na gebruik te hebben gemaakt van hun recht van vrij verkeer, een vreemde lidstaat - waar zij verbleven - hebben verlaten om zich in België te domiciliëren, buiten het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, waardoor zij het voordeel van de zorgverzekering verliezen.
In einem zweite Teil des Klagegrunds führt die Regierung der Französischen Gemeinschaft an, dass die angefochtenen Bestimmungen eine « umgekehrte Diskriminierung » der eigenen Staatsangehörigen mit sich brächten, die im niederländischen Sprachgebiet arbeiteten und durch Nutzung ihres Rechts auf Freizügigkeit einen ausländischen Mitgliedstaat verlassen hätten, in dem die sich aufgehalten hätten, um sich in Belgien ausserhalb des niederländischen Sprachgebietes und des zweisprachigen Gebietes Brüssel-Hauptstadt niederzulassen, und die somit den Vorteil der Pflegeversicherung verlören.

De aangevochten bepalingen zouden een discriminatie in het leven roepen tussen de burgers naar gelang van hun financiële of sociale situatie, vermits enkel de rijke en ingewijde burgers toegang zouden hebben tot de internetsite van het Belgisch Staatsblad .
Die angefochtenen Bestimmungen würden eine Diskriminierung zwischen den Bürgern je nach ihrer finanziellen oder sozialen Situation schaffen, da nur die reichen und damit vertrauten Bürger Zugang zur Internetseite des Belgischen Staatsblattes hätten.

Volgens de verzoekende partijen zouden de aangevochten bepalingen discriminerend zijn, doordat daaruit, naar gelang van het geval, verschillen in behandeling (eerste, tweede en vierde middel) of een identieke behandeling (derde en vijfde middel) zouden voortvloeien die niet verantwoord zijn in het licht van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.
Nach Darlegung der klagenden Parteien seien die angefochtenen Bestimmungen diskriminierend, insofern sich daraus Behandlungsunterschiede (erster, zweiter und vierter Klagegrund) oder eine identische Behandlung (dritter und fünfter Klagegrund) ergäben, die angesichts des Grundsatzes der Gleichheit und Nichtdiskriminierung nicht gerechtfertigt seien.

De verzoekende partijen uiten kritiek op de discriminatie die de aangevochten bepalingen zouden teweegbrengen tussen de ziekenhuisapothekers en de officina-apothekers, doordat zij de eerstgenoemden, evenals de laatstgenoemden, zouden toestaan geneesmiddelen te verstrekken aan personen die in rusthuizen verblijven en aan de andere in die bepalingen bedoelde personen, terwijl, in tegenstelling met de laatstgenoemden, de eerstgenoemden, die minder hoge prijzen toepassen, ten aanzien van de werkingskosten van de apotheek, een financiële tegemoetkoming van de overheid zouden krijgen, niet aan de B.T.W. zouden zijn onderworpen en de geneesmiddelen zouden kunnen kiezen die zij willen verstrekken; de in het geding zijnde bepalingen zouden aldus een concurrentievervalsing veroorzaken die in strijd is zowel met het recht om zijn apotheker vrij te kiezen, dat is vastgelegd in de gecoördineerde wetten op de ziekte- en invaliditeitsverzekering, als met het beginsel van de beperking van de concentratie van officina's op een bepaald grondgebied, en zulks ten nadele van de officina's die in de nabijheid van ziekenhuisapotheken gevestigd zijn; die concurrentievervalsing zou niet kunnen worden verantwoord, noch door de doelstelling van volksgezondheid, die is vervat in artikel 6 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen (gewijzigd bij de aangevochten wet) maar die de Koning niet gemachtigd was na te streven krachtens de wet van 26 juli 1996, noch door de financiële doelstelling het aandeel van de overheid in de financiering van de ziekte- en invaliditeitsverzekering te verminderen, vermits de in het geding zijnde maatregel het niet mogelijk maakt een dergelijke doelstelling te verwezenlijken.
Die klagenden Parteien bemängeln die durch die angefochtenen Bestimmungen zwischen den Krankenhausapothekern und den Apothekern, die eine öffentlich zugängliche Apotheke führen, geschaffene Diskriminierung, insofern sie es den ersteren erlauben, ebenso wie die letzteren den in Erholungsheimen untergebrachten Personen und den anderen, in diesen Bestimmungen genannten Personen Arzneimittel auszuhändigen, während die ersteren im Gegensatz zu den letzteren weniger hohe Preise anwendeten, und in bezug auf die Funktionskosten der Apotheke in den Genuss einer finanziellen Beihilfe der öffentlichen Hand gelangten, nicht der Mehrwertsteuer unterlägen und die Arzneimittel auswählen könnten, zu deren Abgabe sie bereit seien; die angefochtenen Bestimmungen würden somit eine Wettbewerbsverzerrung herbeiführen, die sowohl gegen das Recht auf freie Wahl seines Apothekers, das durch die koordinierten Gesetze über die Kranken- und Invalidenversicherung bestätigt werde, als auch gegen den Grundsatz der Einschränkung der Konzentration der öffentlich zugänglichen Apotheken auf einem bestimmten Gebiet verstosse, dies zum Nachteil der in der Nähe von Krankenhausapotheken gelegenen öffentlich zugänglichen Apotheken; diese Wettbewerbsverzerrung könne weder durch die Zielsetzung der Volksgesundheit, die in Artikel 6 des Gesetzes vom 25. März 1964 über die Arzneimittel (durch das angefochtene Gesetz abgeändert) vorgesehen sei, die der König jedoch nicht aufgrund des Gesetzes vom 26. Juli 1996 habe verfolgen dürfen, gerechtfertigt werden, noch durch das finanzielle Ziel der Verringerung des Anteils der öffentlichen Hand an der Finanzierung der Kranken- und Invalidenversicherung, da mit der angefochtenen Massnahme ein solches Ziel nicht erreicht werden könne.