Met artikel 4 van de wet van 25 juli 2008 wenste de wetgever te verzekeren dat de nieuwe wet van toepassi
ng zou zijn op alle zaken die « hangend » zijn voor de Raad van State en voor de burgerlijke rechtbank, alsmede op « de zaken waarbij men bij de inwerkingtreding van de nieuwe regeling minder dan 5 jaar is verwijderd van het vernietigingsarrest van de Raad van State » (Parl. St., Senaat, 2007-2008, nr. 4-10/3, p. 12), zonder dat het evenwel « mogelijk [is] beslissingen die in
kracht van gewijsde zijn gegaan op losse schroeven te ze
...[+++]tten » (ibid., p. 13).
Durch Artikel 4 des Gesetzes vom 25. Juli 2008 wollte der Gesetzgeber gewährleisten, dass das neue Gesetz auf alle Rechtssachen anwendbar ist, die vor dem Staatsrat und vor den Zivilgerichten « anhängig » sind, ebenso wie auf « die Rechtssachen, in denen man beim Inkrafttreten der neuen Regelung weniger als fünf Jahre vom Nichtigkeitsurteil des Staatsrates entfernt ist » (Parl. Dok., Senat, 2007-2008, Nr. 4-10/3, S. 12), ohne dass es jedoch « möglich [ist], Entscheidungen, die rechtskräftig geworden sind, in Frage zu stellen » (ebenda, S. 13)