20. wijst erop dat de economische noodzaak dat ouderen op de arbeidsmarkt blijven niet noodzakelijkerwijze samenvalt met de daadwerkelijke belangen, wensen en voorkeuren van alle ouderen en dat het bevorderen van een "actieve oude dag” niet mag worden gebruikt als excuus om adequate hulpdiensten en pensioenen voor ouderen te verminderen of na te laten deze te ontwikkelen;
20. weist darauf hin, dass die wirtschaftliche Notwendigkeit älterer Menschen, im Arbeitsmarkt zu verbleiben, nicht unbedingt den wahren Interessen, Wünschen und Vorlieben aller älteren Menschen entspricht, und dass die Vorstellung des "aktiven Alterns“ nicht als Vorwand benutzt werden darf, um angemessene Hilfsdienste und Renten für ältere Menschen zu kürzen oder überhaupt nicht aufzubauen;