4. In elke overeenkomst tussen een entiteit in de zin van artikel 55, lid 1, onder b), iii) en iv), en een financieel intermediair in de zin van lid 3 wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Commissie en de Rekenkamer bevoegd zijn bij alle derde partijen die middelen van de Unie hebben ontvangen, controles op stukken, controles ter plaatse en controles op informatie, zelfs opgeslagen op elektronische media, uit te voeren.
4. Each agreement between an entity referred to in point (iii ) and (iv ) of Article 55(1)(b) and a financial intermediary referred to in paragraph 3 shall provide expressly for the Commission and the Court of Auditors to exercise their powers of control, on documents and on the premises and on information, even stored on electronic media, over all third parties who have received Union funds.