Het Hof is in dit verband van oordeel dat de houder van een merk gerechtigd is, een derde het gebruik te laten verbieden van een teken dat gelijk is aan dat merk, ook wanneer dat gebruik geen afbreuk kan doen aan de wezenlijke functie van het merk, die erin bestaat de herkomst van de waren of diensten aan te duiden, mits dat gebruik afbreuk doet of kan doen aan één van de overige functies van het merk, zoals met name de communicatie-, de investerings- of de reclamefunctie ervan.
The Court considers in that context that the proprietor of a trade mark is entitled to prevent the use by a third party of a sign identical with that mark, even where such use is not capable of jeopardising the essential function of the mark, which is to indicate the origin of the goods or services, provided that such use affects or is liable to affect one of the other functions of the mark, such as, in particular, the functions of communication, investment or advertising.