- soepele stroken of buizen waarvan de schijnbare breedte niet meer dan 5 mm bedraagt, met inbegrip van die stroken welke uit bredere stroken of uit folie zijn geknipt, die zijn vervaardigd op basis van de materialen die dienen voor de fabricage van de vezels genoemd in bijlage I onder de nummers 19 tot en met 41 en die geschikt zijn voor gebruik als textiel; de schijnbare breedte is die van de strook of buis in gevouwen, platgemaakte, samengedrukte of verwrongen vorm; bij een niet-uniforme breedte geldt de gemiddelde breedte.
- flexible strips or tubes, of which the apparent width does not exceed 5 mm, including strips cut from wider strips or films, produced from the substances used for the manufacture of the fibres listed under items 19 to 41 in Annex I and suitable for textile applications; the apparent width is the width of the strip or tube when folded, flattened, compressed or twisted, or the average width where the width is not uniform.