In het kader van deze analyse merkt het Hof met name op dat zowel in het stadium van de erkenning als vluchteling als in het stadium van het onderzoek van de vraag of de vluchtelingenstatus in stand moet blijven, de beoordeling betrekking heeft op dezelfde vraag, namelijk of de aangetoonde omstandigheden al dan niet een dusdanige bedreiging vormen dat de betrokkene, gezien zijn individuele situatie, op goede gronden mag vrezen daadwerkelijk te zullen worden vervolgd.
In the context of this analysis, the Courts states, inter alia, that, both at the stage of the granting of refugee status and at the stage of examination of the question of whether that status should be maintained, the assessment relates to the same question of whether or not the circumstances established constitute such a threat of persecution that the person concerned may reasonably fear, in the light of his individual situation, that he will in fact be subjected to acts of persecution.