K. overwegende dat het thans geldende besluit betreffende de eigen middelen van 29 september 2000 op 1 maart 2002 in werking is getreden en als voornaamste kenmerken heeft: een plafond van de eigen middelen van 1,24% van het BNI van de Unie (wat overeenkomt met 1,27% van het BBP) voor de betalingskredieten en 1,31% van het BNI (wat overeenkomt met 1,335% van het BBP) voor de vastleggingskredieten, een vergoeding voor de lidstaten van hun kosten voor de inning van de traditionele eigen middelen ter hoogte van 25%, een maximum afroepingspercentage (call-in rate) voor de BTW van 0,50
%, beperking van de grondslag ...[+++] voor de belasting over de toegevoegde waarde van de lidstaten tot 50% van hun BNP (aftopping van de BTW-grondslag) en een korting ten gunste van één lidstaat, met uitzonderingen voor bepaalde andere lidstaten betreffende de financiering van deze korting, K. whereas the current Own Resources Decision of 29 September 2000 entered into force on 1 March
2002 and has as its main features: an own resources ceiling of 1,24% of the Union's GNI (equivalent to 1,27% of GDP) for payment appropriations and 1,31% of GNI (equivalent to 1,335% of GDP) for commitment appropriations, an allowance for the Member States for their collection cost of traditional own resources of 25%, a maximum call-in rate of VAT of 0,50%, a value added tax base of the Member States restricted to 50% of their GNP (capping of the VAT base) and a rebate in favour of one Member State with
exceptions for some ...[+++]other Member States concerning the financing of this rebate,