30. onderstreept dat het gewicht van vrouwen die actief zijn in de informele economie in de dienstensector groter is dan van mannen, mede doordat de sectoren waarin vrouwen traditioneel het vaakst actief zijn, zoals huishoudelijk werk of zorg, minder onderworpen zijn aan regelgeving; wijst er anderzijds op dat de informele economie ten gevolge van de crisis is toegenomen, hoewel de omvang ervan moeilijk vastgesteld kan worden omdat er geen betrouwbare gegevens bestaan over het voorkomen en het gewicht ervan;
30. Emphasises that women account for a greater proportion than men of the informal economy in the service sector, partly because there is greater deregulation in the sectors in which women traditionally work, for example domestic service or care work; notes, on the other hand, that the informal economy has grown as a result of the crisis, although it is very difficult to determine its particular contours in the absence of reliable data on incidence and impact;