Voor een met uitsterven bedreigd runder-, varkens-, schapen- en geitenras en voor schapen van landrassen waarvoor er onvoldoende raszuivere mannelijke fokdieren zijn, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om de stamboekverenigingen toe te staan minder strikte regels toe te passen voor het opwaarderen van nakomelingen van die in aanvullende secties opgenomen dieren naar de hoofdsectie van het stamboek teneinde verdere verslechtering van de genetische diversiteit van die rassen te vermijden.
However, for an endangered breed of the bovine, porcine, ovine and caprine species and for ‘hardy’ sheep breeds for which there are not enough purebred male reproductive animals, Member States should have the possibility to authorise the breed societies to apply less stringent rules for upgrading the progeny of those animals recorded in supplementary sections to the main section of the breeding book in order to avoid the further deterioration of the genetic diversity of those breeds.