J. overwegende dat het voorzitterschap van de Raad in de EU-verklaring tijdens de IAO-vergadering van juni 2011 nog eens heeft herinnerd aan de goed gedocumenteerde beschuldigingen en brede consensus binnen de organen van de Verenigde Naties, UNICEF, de vertegenwoordigende organisaties van werkgevers en werknemers en ngo's over het feit dat, hoewel de regering van Oezbekistan officieel heeft beloofd een eind te maken aan gedwongen kinderarbeid, in de praktijk elk jaar opnieuw naar schatting een half to
t anderhalf miljoen schoolkinderen gedwongen worden tot drie maanden per jaar deel te nemen aan de gevaarlijke werkzaamheden tijdens de k
...[+++]atoenoogst;
J. whereas the Council Presidency recalled in the Union statement at the ILO in June 2011 ‘the well-documented allegations and broad consensus among the United Nations bodies, the UNICEF, the representative organizations of employers and workers and NGOs stating that, despite the legal commitments made by the Government of Uzbekistan to eradicate forced child labour, in practice, year after year an estimated number of 0,5 to 1,5 million school-aged children are still forced to take part in the hazardous work in the cotton harvest for up to three months each year’,