Art. 4. Betreffende het gebruik van de gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen (trein, tram, metro, bus) om zich van de woonplaats naar de werkplaats en omgekeerd te begeven, is de tussenkomst van de werkgever in de kost van de "treinkaart" (2de klasse) en in de kost van de "railflex-kaart" vastgelegd op 80 pct..
Art. 4. En ce qui concerne l'utilisation des moyens de transport public en commun (train, tram, métro, bus) pour se rendre du domicile au lieu de travail et inversement, l'intervention des employeurs dans le coût de la "carte train" (2ème classe) et dans le coût de la carte "railflex" est fixée à 80 p.c..