Thans bepaalt artikel 493/3 van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 51 van de wet van 17 maart 2013 : « Na het overlijden van de beschermde persoon kunnen de door hem ten bezwarende titel verrichte handelingen niet worden betwist op grond van zijn gezondheidstoestand, dan voor zover de rechterlijke bescherming was uitgesproken of gevorderd voor zijn overlijden, tenzij het bewijs van wilsonbekwaamheid uit de betwiste handeling zelf voortvloeit ».
A l'heure actuelle, l'article 493/3 du Code civil, inséré par l'article 51 de la loi du 17 mars 2013, dispose : « Après la mort de la personne protégée, les actes accomplis par elle à titre onéreux ne peuvent être attaqués pour cause de son état de santé qu'autant que la protection judiciaire aurait été prononcée ou demandée avant son décès, à moins que la preuve de l'incapacité d'exprimer sa volonté ne résulte de l'acte même qui est attaqué ».