Het verwijzende rechtscollege verzoekt het Hof na te gaan of de in het geding zijnde bepalingen, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 2 en 24bis van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken (hierna : Taalwet Gerechtszaken), het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, al dan niet in samenhang gelezen met het beginsel van rechtszekerheid en het recht van verdediging, schenden, in zoverre zij een drievoudig onderscheid in het leven roepen.
La juridiction a quo demande à la Cour de vérifier si les dispositions en cause, combinées ou non avec les articles 2 et 24bis de la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi des langues en matière judiciaire, violent le principe d'égalité et de non-discrimination, combiné ou non avec le principe de la sécurité juridique et le droit de défense, en ce qu'elles créent une triple distinction.