Zo wordt verantwoord dat de schorsing, door de werkgever, van een kandidaat-personeelsafgevaardigde niet het voorwerp moet uitmaken van een rechterlijke toestemming omdat er, zoals wordt opgemerkt in de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde wet en in tegenstelling tot hetgeen de verwerende partij voor de verwijzende rechter aanvoert, « bij de schorsing van [een niet verkozen kandidaat-personeelsafgevaardigde] geen gevaar is voor de onmiddellijke ontmanteling van de inspraak van de werknemers » (Parl. St., Senaat, 1990-1991, nr. 1105-2, p. 55).
Ainsi est-il justifié que la suspension par l'employeur du candidat délégué du personnel ne doive pas faire l'objet d'une autorisation judiciaire puisque, comme le relèvent les travaux préparatoires de la loi en cause, et à l'inverse de ce que soutient la partie défenderesse devant le juge a quo, « la suspension [du candidat délégué du personnel non élu] n'engendre aucun risque de démantèlement immédiat du système de participation des travailleurs » (Doc. parl., Sénat, 1990-1991, n° 1105-2, p. 55).