3. De erkende geneesheer bedoeld in artikel 1, eerste lid, ondervraagt de betrokkene over zijn algemene medische voorgeschiedenis, zijn arbeidsgeneeskundige voorgeschiedenis, ongevallen of kwetsuren, zijn psychische gesteldheid en gebruik van medicatie, en tevens over de erfelijke en chronische ziekten in zijn naaste familie.
3. Le médecin agréé visé à l'article 1, alinéa premier, interroge la personne concernée sur ses antécédents médicaux généraux, ses antécédents médicaux de travail, des accidents ou des blessures, sa condition psychique et l'absorption de médicaments, ainsi que sur les maladies héréditaires et chroniques dans sa famille proche.