(60) Thans is het zo dat : a) alleen officiere
n van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings (OGPHPK), alsook de procureur des Konings en diens substituten bevoegd zijn om bepaalde handelingen te verrichten in geval van ontdekking op heterdaad (artikelen 32 en volgende, 49 tot 54, 89bis en 90quater, § 3, van het Wetboek van strafvordering) (C. Van den Wyngaert, op. cit., blz. 503-504); b) officieren van gerechtelijke politie (OGP) de andere handelingen van gerechtelijke politie mogen verrichten en processen-verbaal mogen opmaken; c) terwijl voor agenten van gerechtelijke politie (AGP), zoals C. Van den Wyngaert
...[+++]schrijft, het volgende geldt : « De ambtenaren die door de wet met opsporingsopdrachten werden belast, zonder dat zij de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie hebben gekregen, hebben in principe slechts administratieve bevoegdheden, en kunnen dus geen misdrijven opsporen en vaststellen (...).(60) À l'heure actuelle : a) Les officiers de police judiciaires auxiliaires du procureur du Roi (OPJAPR), ainsi que le procureur du Roi et ses substituts, ont seuls la compétence d'accomplir certains actes en cas de flagrant délit (articles 32 et suivants, 49 à 54 et 89bis, 90quater, § 3, du Code d'instruction criminelle) (C. Van den Wyngaert, op. cit., pp. 503-504); b) Les officiers de police judiciaire (OPJ) peuvent accomplir les autres actes de police judiciaire et rédiger les procès-verbaux; c) Quant aux agents de police judiciaire (APJ), comme l'écrit C. Van den Wyngaert, « De amtenaren die door de wet met opsporingsopdrachten werden belast, zonder dat zij de hoedanigheid van officie
r van gerechtelijke ...[+++]politie hebben gekregen, hebben in principe slechts administratieve bevoegdheden, en kunnen dus geen misdrijven opsporen en vaststellen (...).