De wetgever vermocht daarbij rekening te houden met het gegeven dat de feitelijke samenwoning geen geïnstitutionaliseerde samenlevingsvorm is en een toenemend aantal situaties omvat, die niet noodzakelijk gericht zijn op het vormen van een gezinsleven, evenals met het feit dat de samenwonende partners die ervoor kiezen niet door de wettelijke samenwoning of door het huwelijk te worden verbonden, de voor- en nadelen van de ene en de andere samenlevingsvorm kennen en de juridische gevolgen van hun keuze aanvaarden.
Ce faisant, le législateur a pu prendre en compte la circonstance que la cohabitation de fait n'est pas une forme institutionnalisée de vie commune et couvre un nombre croissant de situations qui ne visent pas nécessairement l'établissement d'une vie familiale, et la circonstance que les partenaires cohabitants qui choisissent de ne pas être liés par la cohabitation légale ou par le mariage connaissent les avantages et les inconvénients de ces formes de vie commune respectives et acceptent les conséquences juridiques de leur choix.