Bij het nader omschrijven van deze geregelde diensten voor stads-, voorstads- en regionaal vervoer moeten de lidstaten criteria hanteren zoals de bestuurlijke indeling, de geografische ligging, afstand, frequentie van de dienst, aantal in de dienstregeling opgenomen haltes, autobus- of touringcartype, vervoerbewijssystemen, schommelingen in het aantal passagiers tussen vervoer in en buiten de spitsuren, buscodes en dienstregelingen.
Afin de déterminer ces services réguliers de transport urbain, suburbain et régional, les États membres devraient tenir compte de critères tels que la division administrative, la situation géographique, la distance, la fréquence des services offerts, le nombre d'arrêts prévus, le type d'autobus ou d'autocar utilisé, les systèmes de billetterie, les variations du nombre de passagers entre les services en heures de pointe et en heures creuses, les codes des autobus et les horaires.