« Zou artikel 1477, § 2, van het Burgerlijk Wetboek geen discriminatie doen ontstaan die strijdig is met de artikelen 10 en
11 van de Grondwet aangezien het de bepalingen van artikel 224, § 1, 4°, van het Burgerlijk Wetboek niet zou toepassen op de wettelijk samenwonenden, met als gevolg dat, ten aanzien van de situatie van de persoon wiens echtgenoot een persoonlijke zekerheid heeft gesteld die de gezinswoning in gevaar brengt en de situatie van diegene die een verklaring van wettelijke samenwoning heeft afgelegd met de persoon die een persoonlijke zekerheid heeft gesteld die de gezinswoning in gevaar brengt, de eerstgenoemde de nietigv
...[+++]erklaring van die verbintenis in de hoedanigheid van persoonlijke zekerheid kan vragen, wat niet het geval zou zijn voor de laatstgenoemde ?« L'article 1477, § 2, du Code civil ne créerait-il pas une discrimination contraire aux articles 10 et 11
de la Constitution dès lors qu'il n'appliquerait pas aux cohabitants légaux les dispositions de l'article 224, § 1, 4°, du Code civil, avec pour conséquence que, entre la situation du conjoint dont l'époux a consenti une sûreté personnelle mettant en péril le logement familial et la situation de celui ou de celle qui a souscrit une déclaration de cohabitation légale avec la personne qui a consenti une sûreté personnelle mettant en péril le logement familial, le premier peut solliciter l'annulation de cet engagement en qualité de sûr
...[+++]eté personnelle, ce qui ne serait pas le cas du second ?