Art. 31. De inspecteur-generaal en de inspecteurs moeten bij de uitvoering van hun opdrachten in het bezit zijn van het legitimatiebewijs van hun ambt, dat zij desgevraagd aanstonds moeten tonen.
Art. 31. Dans l'exécution de leurs missions, l'inspecteur général et les inspecteurs doivent être en possession de la carte de légitimation de leur fonction qu'ils doivent immédiatement produire sur demande.