Art. 22. Het afvalwater afkomstig van de ruimtes bedoeld in artikel 6, § 2, kan opgeslagen worden in waterdichte opslaginfrastructuren met voldoende capaciteit die garanderen dat bij regenweer geen lozing plaatsvindt en die ingericht zijn zodat alle toevoer van onbeheerst afvloeiings- of dakwater voorkomen kan worden.
Art. 22. Les eaux usées issues des aires visées à l'article 6, § 2, peuvent être stockées dans des infrastructures de stockage étanches d'une capacité suffisante assurant l'absence de rejet en cas de pluie et aménagés de manière à empêcher les entrées non maîtrisées d'eau de ruissellement ou de toiture.