Art. 18. De artikelen 3, 4, 84 tot 112 van de wetten op de mijnen, groeven en graverijen, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 15 september 1919, de artikelen 8 to 12 van het koninklijk besluit van
5 mei 1919 houdende algemene politieverordening op de mijnen, graverijen en ondergrondse groeven, gewijzigd bij de wet van 19 augustus 1948 en bij het koninklijk besluit van 20 september 1950, wat betreft de ondergrondse graverijen en groeven, het koninklijk besluit van 14 augustus 1933 betreffende de politie en het toezicht op de openluchtgroeven, het koninklijk besluit van 15 april 1959 betreffende de toelating om graverijen te ontg
...[+++]innen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 september 1962, Titel I en II van het koninklijk besluit van 2 april 1935 houdende politiereglement en toezicht op de ondergrondse groeven, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1959, worden opgeheven.Art. 18. Sont abrogés les articles 3, 4, 84 à 112 des lois sur les mines, minières et carrières coordonnées par l'arrêté royal du 15 septembre 1919, les articles 8 à 12 de l'arrêté royal
du 5 mai 1919, portant règlement général de police sur les mines, minières et carrières souterraines, modifié par la loi du 19 août 1948, et par l'arrêté royal du 20 septembre 1950, en ce qui concerne les minières et carrières souterraines, l'arrêté royal du 14 août 1933 concernant la police et la surveillance des carrières à ciel ouvert, l'arrêté royal du 15 avril 1959 relatif à la permission d'exploitation des minières, modifié par l'arrêté royal du 1
...[+++]1 septembre 1962, les Titres I et II de l'arrêté royal du 2 avril 1935 portant règlement sur la police et la surveillance des carrières souterraines, modifié par l'arrêté royal du 4 août 1959.