Antwoord : De elektronische briefwisseling van de ambtenaren is onderworpen aan de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de privacy bij de verwerking van gegevens met een persoonlijk karakter (deze wet schetst het algemeen kader voor de verwerking van gegevens van persoonlijke aard : het artikel 5
bepaalt in welke gevallen gegevens van persoonlijke aard verwerkt mogen worden; het artikel 4 geeft weer welke voorwaarden van toepassing zijn bij deze verwerking : zo moeten deze gegevens met de nodige omzicht en op geoorloofde wijze behandeld worden, moeten ze verzameld worden voor een welbepaald legitiem doel en mogen ze oo
...[+++]k later niet gebruikt worden om andere redenen die afwijken van de geest van het oorspronkelijk doel. Hierbij moet rekening gehouden worden met alle mogelijke relevante factoren, zoals bijvoorbeeld de verwachtingen van de persoon in kwestie en de heersende wettelijke en reglementaire bepalingen. Deze gegevens moeten ook noodzakelijk, relevant en niet overdreven zijn met betrekking tot het doel waarvoor ze werden vergaard en waarvoor ze later zullen worden gebruikt). Eveneens van toepassing is het artikel 109ter, D, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van bepaalde economische overheidsbedrijven, die een duidelijk verbod aan derden uitspreekt om kennis te nemen van gegevens die via telecommunicatie worden verzonden of deze te gebruiken, behalve wanneer deze derde van alle personen die bij deze communicatie betrokken zijn de uitdrukkelijke toestemming krijgt om deze te gebruiken.Réponse : Le courrier électronique des agents est soumis aux textes légaux de la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée à l'égard des traitements de données à caractère personnel (en substance, la loi fixe les conditions générales de licéité des traitements de données à caractère personnel : l'article 5 prévoit les cas dans lesquels le traitement de données à caractère personnel peut être effectué; l'article 4 fixe
les conditions auxquelles est soumis ce traitement à savoir que les données à caractère personnel doivent être traitées loyalement et licitement, qu'
elles ...[+++] doivent être collectées pour des finalités déterminées, explicites et légitimes, et ne pas être traitées ultérieurement de manière incompatible avec ces finalités, compte tenu de tous les facteurs pertinents, notamment des prévisions raisonnables de l'intéressé et des dispositions légales et réglementaires applicables, qu'
elles doivent être adéquates, pertinentes et non excessives au regard des finalités pour lesqu
elles elles sont obtenues et pour lesqu
elles elles sont traitées ultérieurement) et de l'article 109ter, D, de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques qui énonce l'interdiction pour les tiers de prendre connaissance et d'utiliser des données transmises par voie de télécommunication, assortie toutefois d'une exception dans le cas où le tiers obtient l'autorisation de toutes les personnes qui participent aux communications.