Het Hof onderstreept dat, aangezien de Verenigde Staten het recht krijgen een vervoerder te weigeren, dergelijke overeenkomsten een belemmering zijn van de vrijheid van vestiging en van de toegang tot en uitoefening van werkzaamheden, omdat de opening van het Europese luchtruim voor Amerikaanse ondernemingen geen wederkerig karakter heeft voor het geheel van de communautaire luchtvaartmaatschappijen.
La Cour explique qu'étant donné que les États-Unis ont le droit de refuser un transporteur, ces accords constituent ainsi un obstacle à la liberté d'établissement et à la libre prestation, car le fait d'ouvrir le ciel européen aux compagnies américaines n'est pas réciproque pour l'ensemble des compagnies aériennes communautaires.