Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij arrest van 19 september 2014 in zake de bvba « Bouldou », in vereffening, tegen het Fonds voor Arbeidsongevallen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 september 2014, heeft het Arbeidshof te Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 8 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel
...[+++]6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het niet van toepassing is op feiten die het voorwerp uitmaken van administratieve sancties van strafrechtelijke aard in de zin van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, doordat het tot gevolg heeft dat, zonder redelijke verantwoording ten aanzien van het met de genoemde wet nagestreefde doel, een verschil in behandeling wordt ingevoerd tussen de twee volgende categorieën van werkgevers waarvan wordt vastgesteld dat zij allebei op dezelfde wijze hun werknemer(s) niet verzekeren tegen het risico van een arbeidsongeval : enerzijds, de werkgever die het voorwerp uitmaakt van een administratieve sanctie in de vorm van een bij dwangbevel ingevorderde bijdrage voor ambtshalve aansluiting waartegen het hem vrijstaat beroep in te stellen voor de arbeidsgerechten, zonder evenwel aanspraak erop te kunnen maken dat die sanctie van strafrechtelijke aard het voorwerp van een eventueel gedeeltelijk uitstel uitmaakt; anderzijds, de werkgever die wegens dezelfde feiten wordt vervolgd voor de correctionele rechtbanken en zijnerzijds de toekenning van een uitstel van de tenuitvoerlegging van zijn veroordeling zal kunnen vragen ?Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet et R. Leysen, assistée du greffier F. Meersschaut, présidée par le président J. Spreutels, après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet des questions préjudicielles et procédure Par arrêt du 19 septembre 2014 en cause de la SPRL « Bouldou », en liquidation, contre le Fonds des accidents du travail, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 26 septembre 2014, la Cour du travail de Liège, division Liège, a posé les questions préjudicielles suivantes : 1. « L'article 8 de la loi du 29 juin 1964 concernant la suspension, le sursis et la probation viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, lus isolément ou en combinaison avec l'article 6 de
...[+++]la Convention européenne des droits de l'homme en ce qu'il ne s'applique pas à des faits faisant l'objet de sanctions administratives de nature pénale au sens de la jurisprudence de la Cour européenne des droits de l'homme en ce qu'il a pour effet d'introduire, sans justification raisonnable au regard de l'objectif poursuivi par ladite loi, une différence de traitement entre les deux catégories suivantes d'employeurs dont il est constaté qu'ils sont tous deux pareillement en défaut d'assurance de leur(s) travailleur(s) salarié(s) contre le risque d'accident du travail: d'une part, l'employeur qui fait l'objet d'une sanction administrative sous la forme d'une cotisation d'affiliation d'office recouvrée par voie de contrainte contre laquelle il lui est loisible de se pourvoir devant les juridictions du travail, sans toutefois pouvoir prétendre à ce que ladite sanction de nature pénale fasse l'objet d'un éventuel sursis partiel; d'autre part, l'employeur qui, en raison des mêmes faits, se trouve poursuivi devant les juridictions correctionnelles et pourra, quant à lui, solliciter l'octroi d'un sursis à l'exécution de sa condamnation ?