3. Als tijdens het onderzoek anomalieën vóór het doden of pathologische aandoeningen, met uitzondering van magen en darmen, worden geconstateerd, of als effecten van milieuverontreiniging worden vermoed, moet het karkas samen met de ingewanden naar de wildbewerkingsinrichting worden gebracht voor een volledige postmortemkeuring en moet de bevoegde autoriteit erop toezien dat de jager de officiële dierenarts daarvan in kennis stelt.
3. Si un comportement anormal avant la mise à mort ou des altérations pathologiques (sauf au niveau de l'estomac et de l'intestin) sont constatés lors de l'examen ou lorsqu'une contamination de l'environnement est suspectée, la carcasse et tous les viscères doivent être transportés jusqu'à l'établissement de traitement du gibier pour y être soumis à une inspection post mortem complète et l'autorité compétente doit veiller à ce que le chasseur en informe le vétérinaire officiel.