Traduction de «bedroeg de twaalfmaands gemiddelde hicp-inflatie » (Néerlandais → Français) :

Gedurende de referentieperiode van april 2009 t/m maart 2010 bedroeg de twaalfmaands gemiddelde HICP-inflatie in Estland -0,7%, d.w.z. duidelijk minder dan de referentiewaarde van 1,0% voor het criterium inzake prijsstabiliteit.
Au cours de la période de référence, d'avril 2009 à mars 2010, le taux moyen sur 12 mois de l'inflation IPCH en Estonie a été de -0,7 %, soit bien moins que la valeur de référence de 1,0 % pour le critère de stabilité des prix.

De inflatie bedroeg in 2015 gemiddeld 4,4% en vertoont een neerwaartse tendens.
L’inflation a atteint en moyenne quelque 4,4 % en 2015 et tend maintenant à diminuer.

De verwachting is dat de twaalfmaands gemiddelde HICP-inflatie de komende maanden zal stijgen, maar de aanbevelingen om waakzaam en terughoudend te blijven bij het voeren van beleid doen verwachten dat de prijsontwikkeling in Estland houdbaar blijft.
Le taux moyen sur 12 mois de l'inflation IPCH devrait augmenter au cours des mois à venir, mais les recommandations de maintien de la vigilance et des politiques prudentes devraient préserver le caractère durable des performances de l'Estonie en matière de stabilité des prix.

Over de referentieperiode van mei 2013 tot april 2014 lag het twaalfmaands gemiddelde van de HICP-inflatie in Litouwen rond de 0,6%, dus duidelijk onder de referentiewaarde van 1,7%.
Au cours de la période de référence allant de mai 2013 à avril 2014, le taux moyen sur douze mois d'inflation de l'indice des prix à la consommation harmonisé (IPCH) se situait à 0,6 % en Lituanie, soit bien en-deçà de la valeur de référence fixée à 1,7 %.

Het gemiddelde van de HICP-inflatie over 12 maanden bedroeg in de referentieperiode (mei 2012 tot april 2013) 1,3%, ruim onder de referentiewaarde 2,7%.
Au cours de la période de référence allant de mai 2012 à avril 2013, le taux moyen sur douze mois d'inflation de l'indice des prix à la consommation harmonisé (IPCH) en Lettonie s'est établi à 1,3 %, soit bien en-deçà de la valeur de référence fixée à 2,7 %.

De onderliggende inflatie bedroeg gemiddeld 1,6 % in 2014.
L'inflation sous-jacente s'est élevée à 1,6 % en moyenne en 2014.

Vooral onder invloed van de hogere energieprijzen zal de HICP-inflatie dit jaar gemiddeld bijna 3% in de EU en 2½% in het eurogebied bedragen, om daarna af te vlakken tot respectievelijk zo'n 2% en 1¾% in 2012.
Principalement alimentée par la hausse des prix de l'énergie, l'inflation mesurée par l'IPCH devrait atteindre en moyenne presque 3 % dans l'UE et 2,5 % dans la zone euro cette année, puis redescendre à respectivement 2 % et 1,75 % environ en 2012.

Wat prijsontwikkelingen betreft, bedroeg de gemiddelde HICP-inflatie in 2006 op jaarbasis 2,2 procent, onveranderd vergeleken met het voorafgaande jaar.
En ce qui concerne l’évolution des prix, l’inflation moyenne annuelle de l’IPCH était de 2,2 % en 2006, soit le même pourcentage que l’année précédente.

De inflatie bedroeg in 2002 gemiddeld ongeveer 2,5% en gaf daarmee een scherpe daling te zien. In enkele toetredingslanden zijn de prijzen gedurende enige tijd zelfs teruggelopen als gevolg van forse productiviteitswinsten.
À environ 2,5 % en moyenne, l'inflation a considérablement reculé en 2002 et plusieurs pays en voie d'adhésion ont même enregistré une baisse des prix pendant une certaine période, sous l'effet d'importants gains de productivité.

Volgens de laatste beschikbare inflatiegegevens (tot januari 1998) zijn er 14 landen waar de gemiddelde inflatie het afgelopen jaar minder dan de referentiewaarde van 2.7% bedroeg De referentiewaarde is berekend als het ongewogen rekenkundige gemiddelde van de inflatiepercentages van de drie lidstaten met de laagste inflatie (Frankrijk, Ierland en Oostenrijk), vermeerderd met 1,5 procentpunt.
Selon les dernières données disponibles en matière d'inflation (données allant jusqu'au mois de janvier 1998), 14 pays ont enregistré, pour l'année écoulée, une inflation moyenne inférieure à la valeur de référence de 2,7 % La valeur de référence est calculée en ajoutant 1,5 point de pourcentage à la moyenne arithmétique simple des taux des trois États membres présentant les plus bas niveaux d'inflation (France, Irlande et Autriche).