Het wetsvoorstel vertrekt van het beginsel dat in een humane maatschappij het bestaan van een mens — hoe gebrekkig, klein, beperkt, ziek of hulpeloos ook — niet beschouwd mag worden als een schadepost voor anderen.
La proposition se fonde sur le principe que dans une société humaine, l'existence d'un être humain — aussi infirme, petit, défavorisé, malade ou vulnérable qu'il soit — ne peut être considérée comme un préjudice pour d'autres personnes.